This lesson covers the Dutch terms for numbers. Understanding these is fundamental for daily activities, from telling time to shopping and solving math problems.
Negenentwintig
Twintig
Eenentwintig
Tweeëntwintig
Drieëntwintig
Vierentwintig
Vijfentwintig
Zesentwintig
Zevenentwintig
Achtentwintig
Negentien
Dertig
Veertig
Vijftig
Zestig
Zeventig
Tachtig
Negentig
Honderd
Tien
Twee
Drie
Vier
Vijf
Zes
Zeven
Acht
Negen
Een
Elf
Twaalf
Dertien
Veertien
Vijftien
Zestien
Zeventien
Achttien
Twenty-nine
Twenty
Twenty-one
Twenty-two
Twenty-three
Twenty-four
Twenty-five
Twenty-six
Twenty-seven
Twenty-eight
Nineteen
Thirty
Forty
Fifty
Sixty
Seventy
Eighty
Ninety
One hundred
Ten
Two
Three
Four
Five
Six
Seven
Eight
Nine
One
Eleven
Twelve
Thirteen
Fourteen
Fifteen
Sixteen
Seventeen
Eighteen
Negenentwintig
Twenty-nine
Twintig
Twenty
Eenentwintig
Twenty-one
Tweeëntwintig
Twenty-two
Drieëntwintig
Twenty-three
Vierentwintig
Twenty-four
Vijfentwintig
Twenty-five
Zesentwintig
Twenty-six
Zevenentwintig
Twenty-seven
Achtentwintig
Twenty-eight
Negentien
Nineteen
Dertig
Thirty
Veertig
Forty
Vijftig
Fifty
Zestig
Sixty
Zeventig
Seventy
Tachtig
Eighty
Negentig
Ninety
Honderd
One hundred
Tien
Ten
Twee
Two
Drie
Three
Vier
Four
Vijf
Five
Zes
Six
Zeven
Seven
Acht
Eight
Negen
Nine
Een
One
Elf
Eleven
Twaalf
Twelve
Dertien
Thirteen
Veertien
Fourteen
Vijftien
Fifteen
Zestien
Sixteen
Zeventien
Seventeen
Achttien
Eighteen